John In principe heb ik dat in mn eerste bericht gegeven:
Attractieparken moet je eigenlijk beoordelen op hoeveel uur je in totaal gemiddeld voor een park nodig hebt om in te schatten wat de EV (entertainment value) van het product is. Voor de Efteling is dat ongeveer 7,5 Euro (45 euro delen door 6 uur). Een bioscoop kaartje van 9 euro voor 1,5 uur film is de EV 6,0 Euro. Voor een museum kan dit 18,00 euro zijn.
Ik heb echter het idee dat het bij de Efteling niet echt te doen is om de flexibele prijzen maar om de totaal prijs langzaam "stiekem" omhoog te schroeven per seizoen. In België gebruikt Walibi Belgium bijvoorbeeld de Halloween periode om entreeprijs "stiekem" omhoog te gooien, aangezien de media vaker over attractieparken schrijft in de lente , het voorseizoen, dan in het laagseizoen.. waarvoor niemand het eigenlijk door heeft dat de entree omhoog is gegaan in het naseizoen.. 😉
Wat verder in het boek wordt uitgelegd aan de hand van benchmark data is verschillend per type park (dit is dus nog los van andere variabele zoals weersinvloeden, investering van een grote attractie, economisch klimaat, etc.).
..een belangrijk begrip in verband met toegangsprijzen is het ticketrendement. Welk percentage van de lead ticketprijs ontvangt het park gemiddeld per bezoeker? Niet alle bezoekers betalen immers het volledige bedrag. Er zijn houders van een abbonement, kleine kinderen, scholen, groepen, mensen met coupons, etc. Uiteindelijk blijft het park dus achter met een percentage van de prijs van het lead ticket. Dit kan je berekenen door de gemiddelde ticketprijs (exclusief btw) te nemen en te delen door de lead ticketprijs (inclusief btw)..
op het gebied van toegangsprijs rendementen toont een IAAPA-benchmark onderzoek aan dat er een groot verschil is tussen themaparken en amusementsparken enerzijds, en tussen de grootte van de parken anderzijds. Volgens deze studie is het entreeprijs rendement voor Europese parken als volgt:
Grote themaparken 50%
Middelgrote themaparken 60%
Kleine themaparken 60%
Grote pretparken 45%
Kleine pretparken 35%
Opvallend is dat themaparken een hoger entreeprijs rendement behalen dan amusementsparken. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat amusementsparken vaak een pay-as-you-go-principe hanteren. Omdat de opbrengst wordt berekend beginnend met het entreeprijs percentage en relatief veel bezoekers slechts één of twee ritten maken, duwt dit de opbrengst naar beneden. Hoewel de EV (entertainment value) wordt berekend op basis van de lead ticketprijs, moet deze uiteindelijk worden bepaald op basis van opbrengstpercentages - in elk geval als we deze begrippen aan investeringsstrategieën willen koppelen. Uit onderzoek blijkt dan dat prijsstijging van 2 euro levert uiteindelijk 1,20 euro extra ticketinkomsten per cap op voor het middelgrote themapark, terwijl het 0,70 euro per cap oplevert voor een klein park..
Kortom, er is niet echt 1 soort prijsbeleid dat voor alle parken werkt. In Nederland en België is een hoge pretpark dichtheid waardoor Toverland, Efteling en Phantasialand te maken hebben met dezelfde catchment area. Efteling heeft in zijn catchment gebied een monopoly positie en je merkt dat Toverland daar vrij nerveus op reageert in het prijs beleid. Terwijl Phantasialand daar een andere positie inneemt, en kan bouwen op potentieel door elke 3/4 jaar een grote bezoekersmagneet te openen in het park. Een ander voorbeeld is de dagprijs van Magic Kingdom in Orlando, deze prijs ligt weer ver boven het besteedbaar inkomen van een gemiddelde bezoeker, maar omdat het park onderdeel is van een resort bestemming kan het zich weer anders positioneren waardoor de prijs vermindert bij aanschaf van meerdagen entreebewijzen en/of meerdere parken combinatie entreebewijzen.