Ik denk dat wat Niek vooral laat zien erover gaat of het grammaticaal correct is met verschillende manieren om de 2 woorden te ontleden (van zelfstandig naamwoord schommel, of werkwoord schommelen, etc.), maar dat de discussie die overblijft is wat de juiste ontleding is t.o.v. het daadwerkelijke object dat je hebt. En dan komt erbij kijken bij wat leidend is in het object, of het een schip is of een schommel.
Argument van Erik is dus dat hij vindt dat de attractie op de eerste plaats een schommel is, en ik ben het met hem eens dat de belangrijkste functionaliteit van de attractie is een schommelend iets te (terwijl een schip als voornaamste eigenschap heeft dat het of personen of goederen kan verschepen, en dat geldt dus zowel voor over zee, als naar de ruimte en terug met een ruimte'schip'). En in die argumentatie ben je geneigd te concluderen dat schipschommel taaltechnisch beter zou zijn dan schommelschip.
Echter had ik dus net een hersenspinsel dat voor mij nieuw inzicht gaf. Stel je hebt de attractie in een ander thema, en je het deel waar de bezoekers hebt zitten niet in de vorm hebt van een schip, maar in het model van een boom (denk bijvoorbeeld aan een boom die opgehangen is aan 4 kettingen, noem maar wat). Dan zou in diezelfde context "boomschommel" logischer moeten klinken dan "schommelboom".
Echter, boomschommel is vooral bekend en te ontleden als een schommel die in een boom hangt. Als je die in deze context ook nog eens zou kunnen ontleden als een schommel in de vorm van een boom zorgt dat enkel voor verwarring en dubbelzinnigheid. En om terug te gaan naar de oorspronkelijke vorm met schepen, je zou ook een situatie kunnen bedenken waarbij je een schommel hebt voor in een schip, of nog gekker: een schommel voor schepen
Daarom denk ik dat de juiste manier inderdaad toch schommelboot is, waarbij de term schommel afkomt van het werkwoord schommelend en niet van het zelfstandige naamwoord schommel is.
(Dit is mijn uitspraak en daar zult u het mee moeten doen)